7 De prijs van alles, de waarde van niets

Achteraf gezien zie ik de onontkoombaarheid van het ineenstorten van mijn perfecte leven. Het was onmogelijk vol te houden. Het ingewikkelde theaterstuk viel uit elkaar. Sinds mijn terugkeer uit Parijs met mijn Prada-pak en mijn berusting in mijn lot, was ik in toenemende mate ongelukkig.

Ik wilde een gezin stichten, maar besefte dat die pogingen misleidend waren. Ik was een bruiloft aan het voorbereiden, maar geloofde er niet echt in. Misschien wel uit frustratie, omdat we niet in staat waren om trouwplannen te maken, gingen Thomas en ik trouwringen dragen. Naast mijn diamanten spanring aan mijn rechterhand, had ik nu een dunne platina trouwring aan mijn linkerhand. Ook dit was slechts uiterlijk vertoon.

Ja, mijn zorgvuldig opgebouwde ik begon in elkaar te storten. Maar ik bleef maar shoppen om mijn verdriet te verdrijven.

Toen ik een keer de paden van Saks uitkamde, vond ik een rechte, wollen grijze jas. Hij had metalen oogjes onder de oksels en een flapsluiting bij de nek die het een vaag militair uiterlijk gaf, of misschien zelfs iets wat uit de legerdump kwam, maar dan op de elegantste manier die maar mogelijk was. Hij viel net over de knie en had twee grote opgestikte zakken en ondanks het prijskaartje zat er iets zwerverachtigs aan.

De jas was in de uitverkoop, maar kostte nog steeds honderden dollars. Ik paste hem en voordat de stof om mijn schouders gleed, wist ik dat ik hem moest hebben. De kleur grijs was een perfecte aanvulling op de grijze krijtstreepbroek van Armani die ik aanhad, maar ik voelde me er ook helemaal goed in. In plaats van de jas in een tas te laten doen, vroeg ik aan de verkoopster om het prijskaartje eraf te halen, want ik trok hem meteen aan en liep ermee de winkel uit; met het leren jack dat ik had aangehad in de Saks Fifth Avenue-tas.

Ik was op weg naar het New Yorkse academisch ziekenhuis voor nog een test; slechts één in een lange rij van tests om te achterhalen waarom ik niet zwanger kon worden. Deze was een hysterosalpingogram en er was me verteld dat het geen pijn zou doen. Maar ik wist al dat dat niet waar was, aangezien ik al eerder pijn had gehad tijdens de meeste routineonderzoeken bij de gynaecoloog.

Ik nam de lift naar de tweede verdieping, meldde me bij de balie en wachtte in de in geruststellend mosgroen geverfde wachtkamer tot ik werd opgeroepen. Ik hield de hele tijd mijn nieuwe jas aan. De stugheid van de wol deed me denken aan een legerdeken die mijn vader had gehad. Na ongeveer een kwartier werd ik de onderzoekskamer in geroepen.

De kamer was groot, schemerig, maar degelijk, steriel en koud; alles eraan was koud. Het apparaat was indrukwekkend van omvang; er schenen overal metalen toestellen te zijn, allemaal heimelijk en verstild, met ijzige oppervlakten. In het midden stond een koud uitziende metalen tafel.

De specialist, een slanke, bruine vrouw met kleine, hoog opgestoken vlechtjes in haar haar vroeg me om me uit te kleden en een papieren jurk aan te doen – ‘opening aan de voorkant, alstublieft’ – en op de koude, metalen tafel in het midden plaats te nemen.

Terwijl ik daar lag te wachten op de terugkomst van de specialist, dacht ik aan een papieren jurk die ik eens had gekocht bij Patricia Field op 8th Street. Ik zou naar een bruiloft gaan met mijn vriend David en wilde iets nieuws kopen om aan te trekken, maar ik had niet veel geld. Ik ging naar Patricia Field, omdat ik dacht dat ik daar een grappig kledingstuk – jurk of rok – zou vinden dat paste bij iets wat ik al had.

Dit was aan het begin van de jaren tachtig toen het winkelen in haar boetiek in het centrum geweldig leuk was. Niet alleen door de kleding, maar ook door de opvallende verkopers die in de zaak werkten. Ze vond het leuk om graffitikunstenaars, skaters en travestieten in te huren, die allemaal iets toevoegden aan het gezagsondermijnende gevoel dat de winkel had.

Toen ik er met David heen ging, zag ik de papieren jurk en ik zie hem nog zo voor me: hangend aan een hangertje, met een vreemde stijfheid en lichtheid die me fascineerden. De jurk was heel lichtblauw, net als de papieren hemden in ziekenhuizen. De rok van de jurk was in een volmaakte cirkel geknipt en het lijfje was eenvoudig en zonder mouwen met een ronde nek.

‘Die ga je niet kopen, hoor,’ zei mijn vriend David berispend, en hij raakte het papier afkeurend aan. Hij wreef de zoom tussen zijn duim en wijsvinger, en lachte terwijl hij dat deed.

‘Waarom niet?’ hield ik vol. ‘Ik vind hem geweldig. Het is papier. Stel je eens voor: een papieren feestjurk!’

De jurk viel binnen mijn budget dus ik kocht hem en droeg hem uiteindelijk op de bruiloft met een gebreid truitje en open schoentjes met enkelbandjes. Ik voelde me bijzonder omdat iedereen over de jurk praatte. Maar tegen het eind van de avond was een of andere vent erin geslaagd om een gat in de buurt van de zoom te branden met zijn aangestoken sigaret. Ik moest de jurk weggooien.

==

Na een paar minuten kwam de specialist terug in de kamer en vroeg me om op de rand van de tafel te gaan liggen en mijn benen in de steunen te plaatsen. Ze nam de details van de procedure met me door en herinnerde me er toen aan, nogal gevoelloos, dat het geen pijn zou doen.

Het deed wel pijn en toen ik moest huilen van de pijn, zei ze tegen me dat ik diep adem moest halen en dan zou het binnen enkele seconden voorbij zijn. Toen de langste van die enkele seconden voorbij was, besefte ik dat de tranen over mijn wangen liepen en dat mijn vuisten verkrampt waren. ‘Dat was het, goed gedaan,’ zei ze, terwijl ze de plafondlamp aandeed.

‘O, en de uitslag van de test is positief,’ zei ze, waarmee ze bedoelde dat er geen blokkades bleken te zijn. Dat was goed nieuws, maar mijn onvermogen om zwanger te raken was nog steeds een groot vraagteken.

Aangekleed, de rekening betaald en klaar met het laatste oordeel, stapte ik in de lift.

Een knappe dokter stond samen met mij in de lift en we gingen zwijgend naar beneden totdat, net voordat de deuren opengingen, hij zich naar me omdraaide en zei: ‘Mooie jas.’

==

Wat maakte deze opmerking, deze twee woordjes, in me los?

Toen ik het ziekenhuis verliet, besefte ik dat mijn houding ten opzichte van winkelen in de loop der jaren was veranderd. Toen ik een blauwe papieren feestjurk had gekocht, was dat met plezier en overgave. Ik had een budget en mijn zoektocht om iets te vinden wat binnen mijn budget viel. Het gaf me dan ook een fijn gevoel toen ik erachter kwam dat ik me die papieren jurk kon veroorloven. Er werd gelachen en er was plezier in mijn herinnering bij de aankoop van die jurk. Ik weet nog dat ik het echt heerlijk vond om die jurk te dragen.

==

Aan het eind van de jaren negentig, toen ik me in de situatie bevond waarin ik bijna alles wat ik maar wilde kon kopen, was mijn koopgedrag uit balans en soms onverklaarbaar. Je had bijvoorbeeld mijn Cosabella-voorval: de aankoop van twintig onderbroekjes en de berouwvolle nasleep. En dan het voorval in Saks: zweethandjes en duizeligheid.

Niet langer consumerend, slechts geconsumeerd worden.

En er was iets wat ik ‘hamsteren’ ging noemen en wat ik regelmatig deed. Hamsteren was de gewoonte om iets te kopen en mezelf dan niet toe te staan het te dragen totdat ik een identieke vervanger ervoor had gekocht. Het hield meer in dan meerdere stukken van één kledingstuk kopen. Hoewel ik dat soms ook deed. Het hamsterritueel was uniek en verontrustend, omdat hamsteren betekende dat ik iets moest kopen, het een prominente plek in mijn kledingkast moest geven, maar tegelijk mezelf het plezier van het dragen ontnam totdat ik een reserve-exemplaar had gekocht.

Hier kwamen, en even verontrustend, nog de spullen bij die ik wel kocht, maar nooit gebruikte. Zoals Andy Warhol had ik een voorraad van ongeopende tasjes onder in mijn kledingkast. Net als half Manhattan shopte ik elke dag.

Het was een feit, zelfs onuitgesproken, dat shoppen een enorm onderdeel uitmaakte van het leven van de bewoners op Manhattan. En het was niet gewoon winkelen: het was extreem shoppen, ziekmakend shoppen en winkeltherapie.

Halverwege de jaren negentig was Manhattan overdekt met luxewinkels. De It-tas – de begeerlijke statushandtas die iedereen wilde hebben – verscheen samen met de It-meiden die ze droegen in het straatbeeld. Handtassen kregen een eigen naam, net als kinderen. Ze werden begeerd en er werd naar gehunkerd, en er waren lange wachtlijsten om er een te krijgen.

Aan het eind van de jaren negentig werd ik wakker uit mijn winterslaap waarin ik me had bevonden. Ik kreeg die vreemde koopzieke periodes, ging in het geheim winkelen en begon me hermetisch, luchtdicht verpakt te voelen in mijn perfecte leven.

In deze periode waren er twee dingen die me opvielen en die een onuitwisbare indruk op me hebben gemaakt. Een ervan was een spotprent in het tijdschrift New Yorker waarin een goed geklede vrouw stond afgebeeld die op een straathoek stond te bedelen met voor haar een bordje waarop stond: ik heb fendi-schoenen nodig die bij mijn fendi-tas passen. Ik knipte nooit spotprenten uit de New Yorker, maar deze wel. Ik prikte hem op de muur van mijn kantoor.

En in 1997 werd Cool Shoppin’ Barbie, een gezamenlijke onderneming tussen Mattel en MasterCard, geïntroduceerd. Elke Barbie had een eigen MasterCard met een onbeperkt speelkrediet en een kassa waardoor Barbie ‘dank u’ en ‘betaling goedgekeurd’ zei na elke handeling met haar creditcard.

==

Wat is een koopverslaafde eigenlijk? Hoe kon ik weten of ik er een was? Er is een eenvoudige test om erachter te komen of je een obsessieve shopper bent. Het is eenvoudig. Het is een ‘Als je deze vragen met ja beantwoordt’-test. De vragen hebben ongeveer de volgende strekking. Krijg je een kick van shoppen? Koop je dingen die je niet nodig hebt? Verstop je je aankopen? Gebruik je geld dat bedoeld is om rekeningen van te betalen voor andere, onnodige aankopen? Voel je je schuldig over, schaam je je voor of heb je spijt van je uitgaven?

Eenvoudig gezegd is koopverslaving ‘shoppen op een manier die je leven op negatieve wijze beïnvloedt’. Dit valt ook op talloze websites en in tientallen tijdschriftartikelen over het onderwerp te lezen. Soms wordt er gezegd dat koopverslaving gerelateerd is aan weinig zelfvertrouwen, aan de wens om je beter te voelen of de wens om de touwtjes in handen te krijgen.

Dr. April Benson, een in New York gevestigde psychiater die gespecialiseerd is in de behandeling van koopverslaafden, biedt een bondige definitie in de inleiding van haar boek I Shop, Therefore I Am, Compulsive Buying and the Search for Self, waarin ze schrijft:

‘Deze ziekte wordt vaak in verband gebracht met de emotionele tekortkomingen tijdens de jeugd... Er is een duidelijke samenhang te zien tussen verslaafd consumptiegedrag en de mate waarin mensen merken dat de koopervaring en de gekochte goederen hun een goed gevoel geven en sociaal wenselijk blijken te zijn. Eenvoudig gezegd blijkt koopziekte de zoektocht naar zichzelf voor te stellen bij mensen die geen sterke identiteit hebben en constant op zoek zijn naar de goedkeuring van anderen.’

Benson onthult dat hoewel het stereotype beeld van een koopverslaafde ‘een vrouw van rond de dertig is die een onweerstaanbare en onbeheersbare drang, of oplopende spanning voelt, die slechts verlicht kan worden door dwangmatig kleding of sieraden te kopen’, dat deze kijk eigenlijk slechts een klein deel van het koopverslaafdespectrum bestrijkt. Benson heeft door haar praktijk in New York en haar uitgebreide onderzoek ontdekt dat het spectrum van koopverslaafden leeftijd, sekse en sociaal-economische grenzen overschrijdt.

Om te bepalen hoe wijdverspreid de verslaving in de Verenigde Staten is, laat een onderzoeksstudie van de Stanford University zien dat gemiddeld zes procent van de Amerikaanse bevolking de ‘koopverslaving’ in zich heeft. Andere schattingen die bekijken welk effect koopverslaving heeft, houden het op minder dan twee procent tot meer dan twaalf procent van de bevolking.

Donald Black, professor psychiatrie aan de medische universiteit van Iowa, doet leeftijdgericht onderzoek en stelt dat de leeftijd waarop koopverslaving begint aan het eind van de tienerjaren tot begin van de twintig ligt, met een gemiddelde uitloop tot dertig jaar. Hij speculeert verder dat de leeftijd waarop de verslaving zich voordoet overeenkomt met het loskomen van thuis. Het is ook de leeftijd waarop mensen voor het eerst creditcards aanvragen.

Andere kenmerken van koopverslaafden zijn dat ze vaak van shoppen in hun eentje houden en ze uitgebreide voorbereidingen kunnen treffen voor een koopuitje. Koopverslaafden beschrijven winkelervaringen als spannend en soms komen die ervaringen zelfs in de buurt van seksuele gevoelens. Maar als de aankoop is gedaan, kunnen de gevoelens omslaan in teleurstelling, woede en zelfkritiek. Typische aankopen zijn onder meer kleding, schoenen, cd’s, sieraden, make-up en prullaria voor in huis.

Black, en ook anderen, ondersteunen de theorie dat er verschillende gradaties van koopverslaving zijn, net als er verschillende koopverslavingsmanieren zijn die variëren van dagelijks winkelen tot extreem winkelen, imagoaankopen, boulimisch kopen (kopen en weer terugbrengen), van elkaar afhankelijk zijn bij het uitgeven, dwangmatig cadeautjes kopen, verzamelen en koopjes jagen.

Welk soort koper was ik?

==

In 2000 overleed mijn oma. Mijn broer Francis verbaasde iedereen door bij de wake te zijn. Na bijna tien jaar afwezigheid was hij daar en stond hij achter in dezelfde kamer waarin mijn moeder jaren geleden lag opgebaard. Toen ik hem zag, gedroeg ik me als iemand in een film. Ik rende naar hem toe, omarmde hem stevig en schudde mijn hoofd vol ongeloof.

Hij pakte me bij de arm en trok me weg uit de kamer. Daar, in de lege hal van het uitvaartcentrum, liet hij mij zijn tatoeages zien. Hij zei niks over waar hij was geweest of wat er was gebeurd in zijn leven. Hij stroopte de mouw van zijn overhemd op om een grote, zich naar alle kanten op bewegende, kleurrijke tatoeage te tonen. ‘Hier, kijk eens naar deze,’ zei hij. En hij onthulde alle tekeningen die hij op zijn huid had laten zetten.

Als het niet zo bizar was geweest, zou het bijna komisch zijn. Maar wat ik me vooral herinner is dat het me misselijk maakte, ik moest er bijna van overgeven. Ik wilde hem tegenhouden, stelde hem vragen waarop ik geen antwoord kreeg. ‘Hier, moet je deze zien,’ zei hij. Ik kan me niet herinneren hoe de tatoeages eruitzagen, omdat ik op dat moment overmand werd door het overduidelijke besef dat mijn broer en ik precies hetzelfde waren. In de afgelopen tien jaar had hij zich ook teruggetrokken in een cocon, een plek om zich te verstoppen voor zijn verdriet. Ook hij had een bepaald beeld van zichzelf gecreëerd.

==

Doordat ik met mijn broer verenigd was werden oude wonden opengereten en kwamen er nieuwe tevoorschijn. Zijn aanwezigheid alleen al wierp een nog kritischer licht op de keuzes die ik in mijn eigen leven had gemaakt. Het ongemak dat ik thuis voelde in mijn perfecte leven werd nu verergerd door zijn aanwezigheid.

De keer erop dat ik hem zag was op het verjaardagsfeestje van mijn neefje Ben, de zoon van mijn broer Stephan. Het feest werd gehouden in ons ouderlijk huis dat nu van Stephan was. Mijn vader was hertrouwd en naar New Jersey verhuisd. Hij had het huis compleet met inboedel aan Stephan verkocht. Deze regeling vond ik niet prettig, maar ik had geen bezwaar durven maken.

Nu was Francis terug en voor de eerste keer in vele jaren, waren we samen in het huis waar we waren opgegroeid. We bevonden ons in de kelder, die niet veel veranderd was van wat ik me herinnerde. Hij stond vol aandenkens uit onze jeugd: schoolboeken en schrijfblokken, een kapotte wekkerradio, een pop met een pluk haar die boven op haar hoofd stond. Op een stapel oude tijdschriften stond een paar oude open schoenen van mij met een teakhouten zool die meer dan tien centimeter hoog leek. Het bracht ons aan het lachen. ‘Hoe heb ik ooit kunnen lopen op die dingen.’ Ik hield het paar in mijn handen. Het roestkleurige suède bovenleer was hard geworden en voelde aan als schuurpapier.

Ik keek naar Francis die door een stapel oude elpees snuffelde die ooit van onze ouders waren geweest. Toen hij de originele opname van West Side Story tegenkwam, zag ik zijn ogen oplichten.

‘Neem mee,’ zei ik tegen hem. ‘Jij zou hem moeten hebben.’

Hij keek me twijfelend aan en zei: ‘Dat moet ik wel aan Stephan vragen.’

‘Nou vraag het dan, maar het zou geen probleem moeten zijn,’ antwoordde ik.

Omdat ik geloofde dat Francis en ik op dezelfde manier leden onder de afwezigheid van onze moeder, had ik het gevoel dat hij dingen moest hebben die hem aan haar deden denken. Ik was kwaad toen ik zag dat hij hem weer op de stapel legde.

‘Neem mee,’ hield ik vol. ‘Doe nou maar.’ Ik pakte de elpee en stopte hem in zijn handen.

Toen we de trap op liepen, verscheen Stephan plotseling in het trapportaal.

‘Ik wil deze hebben,’ zei Francis schaapachtig en hij stak de versleten elpee naar voren voor goedkeuring.

Toen, tot onze grote verbazing, zelfs zonder ernaar te kijken, maakte Stephan bezwaar. Hij zei iets als ‘ik heb dit huis gekocht, laat me er even over nadenken’, maar ik kon er niet naar luisteren. Ik keek naar Francis’ gezicht en ving de kortstondige pijnscheut op die eroverheen ging.

Op dat moment zag ik onze familietragedie kristalhelder voor me: de schok door mijn moeders plotselinge overlijden, de aanhoudende afwezigheid en de stilte die over ons allemaal heen was gevallen. Zonder enig echt overleg was Stephan aangewezen als curator van ons voormalige leven, hij had de alleenheerschappij over alle familiebezittingen.

Francis ging niet met hem in discussie. Hij legde eenvoudigweg de elpee op het tafeltje in de hal en liep naar de achtertuin, naar het feest.

Ik was degene die uit elkaar klapte van woede. Terwijl ik met Francis naar de achtertuin liep, zag ik opeens mijn vader en ik trok plotseling van leer met een eigen onverklaarbare tirade. Toen rende ik het huis in naar de eetkamer en keek er rond met een woeste blik in mijn ogen. Ik pakte het schilderij dat Francis voor mijn moeder had gekocht kort voor haar overlijden. Ze had het schilderij nooit gezien. Het was in het huis terechtgekomen omdat Francis het daar had gebracht toen er nog steeds hoop was dat ze op een dag terug zou komen uit het ziekenhuis. Dat was niet het geval. Het schilderij hing al jaren in dezelfde hoek. Het hing zelfs in die hoek toen de kamer werd geverfd en opnieuw ingericht. Op het glas van de lijst zaten kleine spetters verf. Elke keer dat ik op bezoek was geweest, hing het daar en het was een pijnlijke herinnering aan mijn moeder en aan de afwezigheid van Francis. Het werd zowel genegeerd als constant opgemerkt.

Met het schilderij onder mijn arm stormde ik samen met Thomas het huis uit. We stapten in de auto en scheurden de straat uit zoals Bonnie en Clyde.

==

Waarom maakte ik me zo druk over een oude elpee en een schilderij? Waarom riskeerde ik een breuk met mijn vader en mijn oudste broer, terwijl er eigenlijk niet echt iets belangrijks was om herrie over te schoppen? En waarom maakte ik me zo druk over het feit dat mijn broer iets moest hebben uit dat huis met al zijn stoffige herinneringen?

Francis was degene die in staat leek om ijswater door zijn aderen te laten stromen als dat nodig was. Ik was degene die als een gestoord viswijf een scène stond te maken, en wegracete met Thomas zoals Bonnie en Clyde. Francis bleef gewoon op het feest, achterovergeleund in een ligstoel en maakte rustig een nieuw biertje open.

==

Toen ik terug was in mijn appartement, bestelde ik voor mijn broer Francis een cd met daarop de soundtrack van West Side Story en liet deze naar zijn appartement sturen, ook al wist ik dat het zinloos was. Het belangrijke aan de elpee was de band met onze moeder, onze jeugd, onze herinneringen aan haar en wat ze betekenden. Een nieuwe cd was zinloos; daar stond slechts muziek op.

In de tussentijd werd het schilderij schoongemaakt. Thomas had nauwgezet alle kleine verfspetters verwijderd en had een kraakheldere versie ervan een plekje op de muur van mijn kantoor gegeven. Ik had niet de intentie om het schilderij te houden; ik wilde het teruggeven aan Francis, die volgens mij de rechtmatige eigenaar ervan was. Maar hij hield vol dat hij het niet wilde. Dus het kwam erop neer dat het van mij werd.

In het begin dacht ik dat het schilderij een symbool van mijn moeder was, maar aangezien mijn moeder het nooit had gezien, niet eens van het bestaan had geweten, kon ik nooit echt haar nagedachtenis eraan verbinden. In plaats daarvan kreeg ik elke dag als ik naar het schilderij keek er een grotere hekel aan. De afbeelding van een jonge vrouw die voor een spiegel staat om zich aan te kleden voor haar trouwdag leek me te bespotten.

==

Voordat mijn broer Francis terugkwam in mijn leven, waren er al een hoop vragen in me opgeweld over al mijn spullen en mijn relatie ermee. De opening van totem, een meubelzaak in Lower Manhattan, kan dit hebben opgewekt. Thomas had geïnvesteerd in deze zaak door een starterslening te verstrekken en ik bezocht regelmatig de vele feestjes die er werden gehouden. Toen ik aan de eigenaar vroeg wat totem betekende, legde hij aan me uit dat het een acroniem was van The Objects That Evoke Meaning (betekenisvolle voorwerpen).

Mijn vragen leken daaruit voort te vloeien: op welk moment heeft een voorwerp betekenis? Is dat op het moment dat je het koopt? Of moet het een soort metamorfose ondergaan die zijn toestand verandert waardoor we het op een andere manier aan een herinnering verbinden? Hoe kan een voorwerp precies betekenisvol worden?

Er bestaat literatuur over dit onderwerp. Jean-Paul Sartre bijvoorbeeld was van mening dat een van de redenen waarom we dingen willen hebben is om onszelf hiermee te definiëren. Uiteindelijk weten we wie we zijn door wat we hebben, schrijft hij in Het zijn en niet zijn. Tot op zekere hoogte kon ik het met hem eens zijn. Ik had lange tijd geprobeerd om mezelf voornamelijk vorm te geven door mijn kleding. Maar hoe meer ik had, des te minder ik scheen te betekenen. Kun je jezelf meer betekenis toekennen als je dat gevoel nooit hebt gehad?

Er waren zoveel voorwerpen in de kelder van mijn ouderlijk huis die betekenis hadden voor zowel Francis als voor mij. Dit was verwarrend. Waarom oefenden sommige voorwerpen aantrekkingskracht op me uit en andere totaal niet? Lag mijn identiteitsgevoel besloten in mijn reactie op een voorwerp in plaats van het voorwerp zelf? Als we langer in die kelder waren gebleven, zouden we nog meer dingen hebben ontdekt die iets voor ons betekenden. Maar wat was de vreemde chemie die zich na al die jaren voordeed en die zoveel betekenis aan die voorwerpen gaf?

Ik kwam tot de conclusie dat mijn vader verondersteld had dat als we iets ervan hadden willen hebben, we dat dan hadden gezegd toen we daar de kans voor hadden. Hij had me van tevoren gewaarschuwd dat hij het huis en de hele inboedel wilde verkopen aan mijn broer Stephan en dat was zijn goed recht. Toch vond ik dat hij mijn pijn had moeten begrijpen, de behoefte die ik op dat moment had dat hij gewoon een vader voor me zou zijn en orde in de chaos zou scheppen die ik vanbinnen voelde over mezelf en Francis, en de manier waarop stapels oude troep in een kelder zo’n wissel konden trekken op ons gevoel en gedachten. Ik vond dat hij had moeten begrijpen dat hij door zich te onttrekken aan zulke taken, hij ervoor zorgde dat wij stuurloos werden.

==

De emotionele aantrekkingskracht die bepaalde voorwerpen op me hadden uitte zich op andere vreemde manieren.

In die tijd raakte ik bevriend met Natalie. We kenden elkaar zakelijk al enkele jaren – zij voorspelde wat er volgend jaar in de mode kwam en ik had een aantal van haar presentaties bijgewoond – maar buiten het werk om hadden we nooit contact gehad. Ik vond haar intimiderend. Ze kwam op me over als hard en serieus, als iemand die niet gezellig meedeed aan loze kletspraatjes of andere flauwekul. Ik stond een keer met haar in de lift en was te bang om gedag te zeggen. Zij was een van de weinige mensen in de modewereld die ik echt bewonderde.

Op de een of andere manier wist Natalie dat Thomas een bedrijf had met trendy elektronische producten en ze belde me op om dit met me te bespreken. We besloten om in een café op 57th Street af te spreken, aangezien ze, toevalligerwijs, een straat verderop woonde.

Ik weet nog precies wat ik die dag aanhad. Ik droeg de tuniek van konijnenbont die ik had gekocht bij Linda Dresner. Ik had hem gecombineerd met mijn strakke donkerkleurige Loro Piana-spijkerbroek, mijn enkelhoge Ralph Lauren-laarzen en mijn bowlingtas van Fausto Santini. Mijn Bulgari-zonnebril had ik boven op mijn hoofd gezet alsof het een mooi vormgegeven antenne was die signalen oppikte van wie weet waarvandaan.

Veel later, misschien wel enkele maanden na die afspraak, zou ik beseffen dat deze outfit bijna een exacte replica was van de outfit die mijn moeder droeg toen ze me uit handen van de politie kwam redden toen ik op veertienjarige leeftijd was betrapt op winkeldiefstal.

Maar dit is hoe diep het verlangen gaat. Mijn onderbewustzijn had die outfit samengesteld. Thomas had altijd al een bontjas voor me willen kopen, maar ik had het nooit toegestaan. Ik was uit principe tegen het dragen van bont. Maar op de dag dat ik die tuniek in de Linda Dresner-boetiek op Park Avenue zag hangen, moest ik hem gewoon hebben. Dus daar stond ik in die tuniek van konijnenbont... net als mijn moeders goedkope bontjasje... toen de paradox dat ik zoals mijn moeder wilde zijn maar ook weer niet, me weer trof. Ik kon het onmogelijk ontkennen.

Op de dag dat ik die outfit droeg voor mijn afspraak met Natalie, praatten we drie uur lang. We bespraken alles van mode tot het leven op Mars. Ze bleek totaal niet te zijn zoals ik me had voorgesteld. Ik begreep dat haar intimidatie alleen met mijzelf te maken had. Natalie was direct, ze keek me aan als we in gesprek waren en ze vroeg me uit over dingen. Ze had inzicht en gebruikte haar intuïtie en dat was wat ik intimiderend had gevonden.

Misschien wel terecht. Tijdens ons gesprek liet ze me niet wegkomen met dingen die ik zei die ik niet kon staven. Ze ondervroeg me op een manier die me dwong om eerlijk te zijn. Zelfs in een eenvoudig gesprek was ze op zoek naar mijn echte ik. Dezelfde zoektocht waaraan ik zelf ook was begonnen.

Ik vond het fijn, maar ik was er tegelijkertijd ook doodsbang voor.